• No results found

ME ROND

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ME ROND"

Copied!
230
0
0

Laster.... (Se fulltekst nå)

Fulltekst

(1)

SAMENSTEL

VAN

MEET KUNDE.

1

(2)

G ROND EN 6

6 3

DER

ME E T KONST ,

Ο F

BEKNOPT SAMENSTEL

DE E Z E R

W E E TENSCHAP,

TEN NUTTE VAN HUN , DIE IN DE

EERSTE BEGINSELEN DAARVAN

ZICHZELVEN WILLEN ONDER

WYZEN ,

EN TEN MEER DUIDLYKEN VERSTANDE

VAN ALL

WISKUNDIGE VOORSTELLEN .

GEVOLGD NAAR HET WERK VAN DEN BEROEMDEN

S I M PSS 00 N.

MET VEELE FIGUUREN OPGE NI ELDERD.

Te A M S T E R D A M, by

J. W. s M I T ,

A D cc x cІ .

(3)

GR O N D EN DER

MEET KUNST.

EERS TE BOE K.

1 HE

af Et woord Geometria is uit de Griekfche Taal af komſtig ', en beteekent eigentlyk Aard - Meet KUNST , alhoewel haare nuttigheid veel verder ſtrekt.

Want , het is zeker , dat het Landmeeren een der ge ringſte bezigheden eens Meetkunſtenaars , en niet het eenige oogmerk is , dat men by her leeren van deeže Weetenſchap kan hebben . Neen , de Geometrie bezit veel grooter rykdommen , waar mede zy andere Wee tenſchappen veel meer als haar zelfs bedient. Zy praalt met geen ontleende pragt ; maar verſchynt t’allen iyden in een eenvouwdig , hoewel natuurlyk , gewaad , niet tegenſtaande de Natuur - Leere haar alle den glans te danken heeft , waar door zy_ het hart van een waar Wysgeer weet te bekoren . Zy heeft onder de Wee tenſchappen een tamelyk hoogen ouderdom bereikt , en verwerft zich door dezelve een groote agtbaarheid ; ter wyl men haar nooit te vooren kan leggen , dat zy zich in haare Jeugd van valſche of ontleende cieraaden heeft bediend , welke nogthans by andere Weetenſchappen van alle tyden in gebruik zyn geweeſt ,en ook bezwaar lyk hebben kunnen vermyd worden . Geene gelykenisa ſe , geene overeenkomſt der woorden , geene giſſingen en onderſtellingen zyn immer by de Geometrie aangeno.

men , en in gebruik geweeſt. Neen , grondige Verklaa . ringen , overtuigende Bewyzen , eene natuurlyke fchike king , en volkomen overeenſtemming , zyn altoos de kenmerken van een bekwaam Meetkunſtenaar geweeſt.

Hier zyn geen Sekten , geen wederleggingen en twiſt . gedingen , geen beſpotting des Ouderdoms , of verage tingvan het geen nieuw is ; want , alle die deeze Wee

[ A ] ten

>

(4)

1. BOEK .

( 2 )

tenſchap geleerd hebben , zyn zo wel met de Ouden , als onder malkanderen , zo eensgezind , als of zy een onderling verdrag hadden aangegaan . Hoe gelukkig zouden andere Weetenſchappen zyn , wanneer men dit van haar konde zeggen . Laaten wy dus de Geometrie leeren kennen , miſſchien worden wy daar door be kwaam gemaakt , zulk een heerlyk voorbeeld te kunnen volgen .

BEPAALINGEN. ( Definitiones. ) 1. De MeetkuNST ( Geometria ) is die Weetenſchap

waar door wy de grootheden , die uitgeſtrektheid hebben , met malkanderen vergelyken .

Uitgeſtrektbeid , wordt in lengte , breedte , en dikte onderſcheiden .

2. Een Lyn is een grootheid , welke lengte zonder breedte heeft .

De paalen , einden , of uiterſten van een Lyn , zyn punten . Dienvolgens is een punt geen grootbeid .

3. Een Vlak is eene uitgebreidheid , A

die alleen lengte en breedte heeft , als A.

De cinden van een Vlak

zyn lynen .

B

4. Een Lighaam is eene uitgebreid . heid , welke lengte , breedte , en dikte heeft , als B.

De einden van een Ligbaam zyn Vlakken .

A B 5. Een regte lyn is die , welke gelykelyk tuſſchen zyne uit ëinden ligt , of welke overal naar de zelfde weg ſtrekt ; en de kortſte lyn , die tuſſchen twee gegeeven punten , kan getrokken worden , als AB .

6. Een Plat vlak is , dat overal volkomen vlak en effen is >

I

> 1

(5)

( 3 ) 1. BOEK : is , of het welk , in ieder deel , een regte lyn raakt , die , tuſſchen twee punten , ergens in dat Vlak ge trokken wordt .

с

7. Een Hoek is de neiging , of opening , van twee regte lynen , die in een punt te ſaa men komen , als C.

с 8. Als een regte lyn , ſtaande op een ander AB , de hoe . ken aan beide zyden gelyk maakt , worden deezehoeken regte boeken genaamd , en de lyn CD wordt gezegd Perpen diculair op de andere AB te

zyn . A

-B D

D

9. Een ſcherpe hoek is die , welke klein der dan een regte hoek is , als D.

10. Een ſtompen hoek is die , welke groo ter dan een regte hoek is , als E.

Il . De afſtand van twee punten is de regte lyn , reiken de van het eene tot het andere .

12. De afſtand van een punt tot een lyn , is een regte lyn , getrokken van dat punt , perpendiculair tot de gegeeven lyn , waar in dezelve eindigt.

D 13. Parallele of evenwydige regte ly nen AB , CD , zyn zulke , welke op een plat Vlak zodanig nevens malkanderen getrokken worden , А. B dat wanneer dezelve verlengt wor den , zy malkanderen nooit ont moeten kunnen

14. Een Figuur is een beſloten ruimte , en is ; of een Vlak , of een Lighaam .

[ A ] 15. Een

1 1

(6)

I. BOEK .

( 4 )

15. Een regtlynige platte Figuur is die , welke in een plat Vlak gemaakt wordt , en waar van de uiteinden

regte lynen zyn .

16. Alle platte Figuuren , door drie regte lynen beſlo . ten , worden Driehoeken genaamd .

17. Een gelykzydige Driehoek is een Fi guur , welkers einden , of zyden , alle

gelyk zyn , als F.

F

A

18. Een gelykbeenige Driehoek is een Fi.

guur , waar van twee zyden gelyk zyn , als G

19. Een ongelykzydige Driehoek is een Figuur , waar van alle de drie zyden on - gelyk zyn , als H.

H

C 20. Een regthoekige Driehoek is een Figuur , welke een regte hoek heeft , als ABC ; en waar van de zyde AC , over den regten hoek , fchuinſche zyde , of Hypotbenuſa

AА BВ genaamd wordt .

21. Een Stomphoekige Driehoek is die welke eene ſtompe hoek heeft .

22. Een Scherphoekige Driehoek is die , waar van alle de hoeken ſcherp zyn .

23. Ieder platte Figuur , door vier regte lynen bepaald , wordt een Vierhoek , of Vierkant ( Quadrangulum ) ge

• naamd ,

24. Een Vierhoek , welkers over Itaande zyden parallel zyn , wordt I een Parallelogram , of Raam , geç

“ naamd , als I.

25. Een

(7)

( 5 ) I. BOEK . 25. Een Parallelogram , waar van de

hoeken alle regt zyn , wordt een Regthoek ( Rectangulum ) genaamd , als K ,

K

H.

26. Een Quadraat , of Vierkant , is een Parallelogram , welkers zyden alle ge lyk , en waar van alle de hoeken regte hoeken zyn , als L.

M

27. Een Rbombus of Ruit , is een Parallelogram , welkers zyden alle gelyk zyn ; doch geene regte hoe . ken heeft , als M.

30 .

AD

28. Alle andere vierzydige Figuuren , behalven deeze , worden Trapeziums genaamd.

29. De regte lyn , die twee overſtaande hoeken , van eene vierzydige figuur , te ſaamen voegt , noemt men Diagonaal .

De zyde AC , op welke een E

Parallelogram ABE C , of Drie hoek ABC , veronderſteld wordt te ſtaan , noemt men Ba fis ; en de Perpendiculair BD , с

vallende op dezelve , uit de o verſtaande hoek B , wordt de hoogte van het Paralle . logram , of van den Driehoek , genaamd .

31. Alle platte Figuuren , onder meer als vier zyden begreepen , worden Veelhoeken genaamd ; waar van die , welke vyf zyden hebben , Vyfhoeken ; die , wel . ke zes zyden hebben , Zeshoeken , enz . genaamd

worden .

32. Eene geſchikte , of regelmaatige Veelhoek , is een Figuur , waar van de hoeken , zo wel als de zyden , alle gelyk zyn,

[ A 3 ] 33. Een

(8)

I. BOEK . ( 6 )

9 A' 33. Een Cirkel is een platte Fi . guur , beſloten door een kromo me lyn ABCD , die men Cir . cumferentie , Peripherie , of om

В. D trek , noemt , welke van een

punt O , binnen den Cirkel overal even ver afſtaat dat men het Centrum , of middel . С

punt , noemt .

34. De Radius , of Straal , van een Cirkel , is de af . ſtand tuffchen het middelpunt en den omtrek , of een regte lyn O A , van het middelpunt tot den omtrek getrokken .

>

1

AXIOMATA , of klaarblykelyke Waarbeden . 1. Alle grootheden , die aan één en dezelfde grootheid

gelyk zyn , zyn ook aan malkanderen gelyk . 2. Ieder Geheel is grooter als deszelfs deel .

3. Ieder Geheel is gelyk aan alle deszelfs deelen faa men genomen .

4. Indien men by gelyke grootheden , gelyke groothe den vergaart , zullen de komende geheelen gelyk zyn . s . Indien men van gelyke grootheden , gelyke groothe

den aftrekt , zullen de overblyfſelen gelyk zyn.

6. Indien men by , of van , ongelyke grootheden , ge lyke grootheden vergaart , of aftrekt , zullen de fom men , of overblyffelen , het zelfde verſchil hebben , als de voorgeſtelde ongelyke grootheden .

7. Alle regte hoeken zyn gelyk aan malkanderen .

A B 8. Van een gegeeven punt A ,

tot een ander punt B , kan niet meer als eene regte lyn getrokken worden .

9. Indien twee

С F. punten F , H , in

een regte lyn

Η . CD , op onge

lyke afſtanden FE , HG , van een

E GB

D

(9)

( 7 ) I. BOEK . 1

ÀÀ ,F derzyds

een andere regte lyn AB , in het zelfde plat Vlak ge ſteld zyn , zullen deeze beide lynen , wanneer men die , aan de zyde van de kortſte afſtand GH ver lengt , malkanderen ontmoeten .

B 10. Indien twee

regte lynen AB, BC , maakende een hoek B , we

C D gelyk

zyn aan twee an . dere regte lynen ED , EF, maakende een hoek E en dat ook de hoeken , welke zy maaken , B en E aan malkanderen gelyk zyn ; zullen de regte lynen AC , DF , die hunne uiterſten te ſaamen voegen , ge lyk , en de beide Driehoeken ABC , DEF in alle opzichten even groot zyn . (* ) .

Indien dit niet klaar genoeg voor een Axioma mogt fchynen ; zo verbeelde men zich , dat den Driehoek DEF opgenomen , en zodanig op den Driehoek ABC gevoegd wordt , dat het punt E op het punt B , en de zyde ED op de zyde BA valt ; dan , dewyl ED gelyk BA geſteld is , zal het punt D op het punt A vailen . En om dat de hoek E aan de hoek B gelyk is , zal de zyde E F op de zyde BC vallen ; en by gevolg , het punt F op het punt C , om dat E F gelyk B C geſteld is . Dewyl nu alle de einden van de beide Driehoeken overeen komen , of op malkanderen paſſen , is het o . penbaar ; dat niet alleen de Baſes AC , DF ; maar ook de hoeken over gelyke zyden , alle gelyk zyn .

Als alle de vier lynen BA , BC , ED , EF gelyk zyn ;

( * ) Het geen wy bier als eene algemeene kundigbeid voordragen , zou eigentlyker voor eene Propofitie kunnen dienen ( Eucl. Prop . 4. B. 1. ) , indien men een zodanig Bewys , dat met de Meetkundige ſtriktbeid , en zuiver beid volkomen beſtaanbaar is , daar van konde geeven . Maar bet leggen van een Figuur op een ander , welke baarblyke lykbeid daar ook uit voortvloeid , is een Werktuiglyke be ſchouwing , en bangt van geene Begeerten ( Poſtulata ) af

LA.4 ] 1

1 {

1

(10)

1. BOEK . ( 8 )

zyn ; zal den Driehoek DEF , zodanig op- A B C ge . legt zynde , dat E F met BA overeenkomt , ook met den Driehoek ABC overeenkomen , of op dezelve pas ſen , als uit de voorgaande redeneering blykt: en zo de hoek F , zo wel als de hoek D , op de hoek A paſt , moeten de hoeken D en F , in dit geval , waar in den Driehoek DEF gelykbeenig is , noodwendig aan mal kanderen gelyk zyn .

POSTUL ATA , of BEGEERTEN . Men eiſcht

1. Dat , van een gegeeven punt , tot een ander gegee . ven punt , een regte lyn mag getrokken worden . 2. Dat een regte lyn verlengd , of , zo ver als men be

geert , voortgetrokken mag worden .

3. Dat , uit eenig punt als Centrum , met cene Radius , die aan eene gegeevene lyn gelyk is , een Cirkel mag beſchreeven worden .

AANMERKINGEN .

Een PROPOSITIe is , wanneer ' er iets voorgeſteld wordt te doen , of te bewyzen , en wordt in een Pro blema (Werkſtuk ) , of in een Tijeorema ( Grondles ) onder ſcheiden .

Een PROBLEMA handelt van zodanige zaaken , die te doen , of te maaken zyn .

Een THFOREMA is de vergelyking van verſcheide Be . paalingen ( Definitiones ) tegens elkanderen , en onder Itelt derhalven iets , dat beweezen moet worden .

Een LEMMA ( Voorbewys ) is , wanneer ' er iets voor.

af moet beweezen worden , om het onderwerp gemak kelyker te maaken .

Ěen COROLLARIUM (Gevolg ) is eene gegronde waar heid , die , door een onmiddelyk beſluit , uit een voor.

afgaande Waarheid , of Bewys , afgeleid wordt .

Een SCHOLIUM ( Aaninerking ) is eene verklaaring , of opheldering van iets , dat vooraf gaat .

VERKLAARING DER TEKENEN .

Het teken = toont aan , dat de grootheden , tus fchen welke hetzelve ſtaat , aan malkanderen gelyk zyn . Het ,

1

(11)

( 9 ) I. BOEK : Het teken toont aan , dat de voorgaande groot heid grooter is , als die , welke daar op volgt.

Het teken toont aan , dat de voorgaande groot.

heid kleinder is , als die , welke daar op volgt.

Het teken + toont aan , dat de de daar op volgende grootheid bygevoegd moet worden .

Het teken toont aan , dat de daar op volgende grootheid afgetrokken moet worden .

Een Cyfferletter , of getal, voor een grootheid ſtaan de , toont , noe veel maalen die grootheid moet geno . men , of herhaald , worden ; als 5 A toont , dat de groot heid , door A verbeeld , 5 maal genomen is .

C

D Wanneer verſcheidene hoeken in een zelve punt ( als in E) ge maakt worden , wordt ieder hoek byzonder met drie letteren be ſchreeven , waar van de middel A

B ( te het hoekpunt aantoont , en de E beide andere de lvnen , welke dien boek maaken . Dus betekent CED , of DEC . den hoek , welke door de lynen CE en DE gemaakt wordt .

Wanneer men in een Bewys , eenige Grootheden ont moet , die geduurig , door het teken van gelykheid ), aan malkanderen zyn vereenigd , wordt het Besluit , dat men daar uit trekt , aitoos uit de eerſte en laatſte der zelve opgemaakt ; welke , uit kragt van het eerſte Axio . -mą , aạn malkanderen gelyk zyn . Dus , indien A

B = CED is , zullen de eerſte ( A ) , en de laatſte ( D ) aan malkanderen gelyk zyn ,

Ook wanneer men in de aanhaalingen twee getallen aantreft , toont het eerſte de Propofitie , en het tweede het Boek aan . Verder Ax . beteekent Axioma ; Poft.

Poſtulatum , Def. Définitie ; Stell. Stelling , enz . Daar het woord Lyn voorkomt , zonder aan te merken , of dezelve regt , of krom is , wordt altoos een regte Lyn verſtaan ; en wanneer een Lyn gezegd wordt tot of uit een hoek getrokken te zyn , wordt het hoekpunt , of de ſaamenkomſt der lynen , welke den hoek maaken , beoogd .

[ AS ] THEO .

(12)

1. BOEK . ( 10 )

V

THEOREMA I. ( a )

Een lym ( CD ) , ſtaande op een ander lyn ( AB ) , maakt met dezelve twee boeken ( CDA , CDB ) die , te ſaamen genomen , gelyk zyn aan twee regte boeken .

E с Indien de hoeken CDA , CDB gelyk zyn , is het klaar , dat zy te ſaamen twee regte hoeken uit maaken ( Def. 8. ) ; indien zy ona gelyk zyn , zo laat DE perpendi.

culair op A B getrokken worden

A B

D ( Poſt. 4.) , dan wordt de grootſte hoek (CDA ) door dezelve in twee deelen EDA , EDC verdeelt ; dewyl nu het eer ſte deel E DA een regte hoek is ( Def. 8. ) , en dat het overblyvende deel E DC , met de geheele kleinſte hoek CDB , te ſaamen aan een andere regte hoekEDB ge lyk zyn ( Ax. 3. ) , zo volgt , dat de beide voorgeſtelde hoeken , ook aan twee regte hoeken moeten gelyk zyn ( At. 4.) .

COROLLARIU M.

Hier uit blykt , dat alle de hoeken in het zelve punt ( D ) , op de zelve zyde van een regte lyn ( AB ) , aan twee regte hoeken gelyk zyn ( Ax. 3 ) .

THEOREMA II . (b )

Wanneer een lyn ( CD ) , ontmoetende twee andere lynen ( DA , DB ) in bet zelfde punt ( D ) , twee boeken (CDA , CDB ) met dezelve maakt , die te ſaamen genomen aan iivee regte boeken gelyk zyn ; dan zullen deeze lynen ( DA , DB ) maar eene regte lyn uitmaaken .

С Want , indien het mogelyk is , zo laat DN , en niet DB , het verlengde van de regte lyn AD Nzyn ; dan zyn de hoeken CDA en CDN = twee regte hoeken A D ( 1. 1 . ) = CDA en CDB ( Stell. );

In 1

7

B

( a ) Eucl.13. 1. B. ( b ) Eucl . 14. 1. B.

(13)

( 11 ) 1. BOEK . Indienmen nu van deeze gelyke grootheden , den hoek CDA , die aan dezelve gemeen is , aftrekt , zal ' er o verblyven CDN = CDB ( Ax . s . ) ; dat onmogelyk is ( Ax . 2. ).

Τ Η Ε Ο R Ε Μ Α ΙΙΙ .

Als twee lynen ( AB , CD ) malkanderen in een punt ( E ) Snyden , zyn de tegen elkanderen overſtaande boeken (AEC , DED ) even groot.

C Want AECHAED = twee regte hoeken ( 1.1 . ) = DEB + AED ; wes E

halven de gemeene hoek AED wegnee.

mende , blyft ' er over AEC = DEB B ( Ax. 5. ).

Op dezelve wyze betoogt men , dat AED = CEB is .

THEOREMA IV .

Twee regte lynen (AB , CD ) perpendiculair op een en dezelfde regte lyn ( EF ) zyn parallel, of evenwydig , 1

C D

H :

A B

Indien men ſtelt , dat zy niet parallel zyn ,zullen zy , verlengt zynde , in een punt te laamen komen , als in Ğ.

Verleng EA , zo het noodig is ; maak EHFEG ( Poſt. 4. ) ; en trek de regte lyn FH ( Poſt . 1. ) . De Drie hoeken EHF , en EGF , hebbende EHEEG , de hoek HEF = GEF ( Def. 8. ) , en EF gemeen , zyn derhalven in alle opzigten gelyk ( Ax . 30. ) ; en dus de hoek EFHEEFG (EFD ) = een regte hoek zynde ( Stell. ) , moet HFDG , zo wel als HEG , een regte lyn zyn ( 2.1.) : dat onmogelyk is . Derhalven zyn AB , en CD parallele lynen .

THE ORE MA V.

Alle Perpendiculairs (EF , GH , ) die op een ( AB ) van twee parallele lynen (AB , CD ) tot de andere ( CD ) gen ( 6 ) Eucl. 15. 1. B.

(14)

I. Boek . ( 12 )

C

getrokken worden , zyn aan malkanderen gelyk ; en ook perpendiculair op de an der (CD der beide parallele Zynen .

L Want , AB , en CD pa

F H rallel zynde , kan G H noch D

grooter , noch kleinder zyn L als E FAX . 9. en Def. 13.) ,

en derhalven GHEEF.

Indien men ſtelt , dat EF

A B niet perpendiculair op CD

E G

is , zo laat FL perpendicuba lair op E F zyn , ontmoetende het verlengde van GH , zo het noodig is , in Li dan zal FL parallel inet AB zyn (4.1 .. ) ; en by gevolg GL = EF ( Stell . ) = GH ; dat onmogelyk is ( AX, 2. ) . Derhalven is E F perpendicu lair op CD . En , door de zelve reden , G H perpendi culair op CD .

COROLLARIU M.

Hier uit blykt , dat door het zelfde punt F , tot de zelfde gegeeven lyn AB , niet meer als eene parallele lyn kan getrokken worden .

THEOREMA VI .

Alle regte lynen ( AB , CD ) , parallel met de zelfde reg . tę lyn ( EF) , zyn parallel met malkanderen .

G Want , laat de lyn GHI

A B

perpendiculair op E F zyn , zo H

C -D is dezelve ook perpendiculair op A B en CD ( 5.1 . ) ; en by

E I

F gevolg zyn de laatften ( AB , CD ) ook parallel metmalkan deren ( 4.1 . )

THEOREMA VII . ( d )

Een lyn ( IK ) , Snydende twee parallelelynen ( AB , CD ) , maakt de verwiſelende boeken ( AHE , DEH ) aan malkanderen gelyk.

Laat ( d ) Eucl . 29. 1. B.

1

(15)

3 7

I

1

( 13 ) 1. BOEK .

I Laat EF en GH Perpen

diculair op CD en AB zyn HН

A -B ( 5.1 . ) ; dan zyn deeze ly . nen EF , en GH parallel ( 4.1 . ) . Dewyl nu in de Driehoeken EFH , en EHG , de zyde E F - GH

с D ( 5.1 .) , FHEEG (5.1 .),

E G.

en de hoek F - G is ( Ar . 7. ) , zal ook de hoek

K THE GEH zyn . ( Ax .

10. )

COROLLARIUM I.

Hier uit volgt , dat een lyn , die twee parallele lynen ſnydt , de hoeken (IHB , TED ) , op dezelfde zyde , aan malkanderen gelyk maakt ; want , IHB is = EHA

( 3.1 . ) = IED ( 7.1 . ) .

COROLLARIUM II .

Een lyn , op twee parallele lynen vallende , maakt de Som der beide inwendige hoeken ( AHE + CEH ) , aan de zelve zyde , gelyk twee regte hoeken : want , de hoek AHE = DEH , en DEH CEH = twee regte hoeken zynde ( 1.1 . ) ; is ook de hoek AHE +

CEH = twee regte hoeken ( Ax . 4.) .

THEOREMA VIII.

Als een lyn (PE ) , Snydende twee andere lynen ( Å B , CD ) , de verwiſſelende boeken ( FGD , GFA ) aan malkanderen gelyk maakt , zyn deeze twee lynen parallel.

, P Want , indien het moge H

F

lyk is , zo laat een ander

A B lyn FH , enniet FA , mer

DC parallel zyn ; dan moet de hoek GFH - FGD

C D (7.1 .) = GFA zyn ( Stell .),

G dat onmogelyk is ( Ax .2. ) . Derhalven zyn de lynen AB en CD parallel

CO . (e ) Eucl. 27. 1. B.

Inner

(16)

I. BOEK ,

( 14 )

COROLL ARIU M. ( f )

Indien een lyn , op twee anderen vallende , de hoe . ken ( PFB , PGD ) boven dezelve , aan de zelfde zy de aan malkanderen gelyk maakt ; zyn deeze lynen parallel ; dewyl AFG = PF B is ( 3.1 . ).

THEOREMA IX . ( g )

Als een zyde ( AC ) van een Drieboek (ABC ) verlengt wordt , is de uitwendige boek ( BCD ) gelyk aan de beide overſtaande boeken ( A en B ) te ſaamen genomen ,

Want , laat C E parallel met

B E AB

zyn ; dan is de hoek B BCE ( 7.1 . ) , en de hoek A = BCD( Cor. I. van 7.1. ) ; derhalven B + A = BCE + DDCE ( Ax . 4. ) = BCD

( Ax. 3.).

COROLLARIU M.

Hier door is de uitwendige hoek van een Driehoek grooter als ieder der inwendige overſtaande hoeken .

THE O R E MAX . ( 8 )

De drie boeken van een platten Drieboek ( ABC ) zyn , te Jaamen genomen , gelyk aan twee regte boeken .

Want , indien , in de voorgaande Figuur , AC tot D verlengt wordt , is B + A = BCD ( 9.1 . ) ; laat by deeze gelyke grootheden den hoek BCA vergaard wor den , dan heeft men B + A + BCA = BCD + BCA ( Ax . 4. ) = twee regte hoeken ( 1.1 . ) .

COROLLARI A.

J. 'Als twee hoeken in een Driehoek , gelyk zyn aan twee hoeken in een andere Driehoek , zullen de ove rige hoeken ook aan malkanderen gelyk zyn ( Ax. 5. ) . 2. Als een hoek in een Driehoek , gelyk is aan een hoek in ( f ) Eucl. 28. 1. B. ( 8 ) Eucl. 32 , 1. B.

1

(17)

( 15 ) I. BOEK . in een andere Driehoek , zullen de fommen der ove . rige hoeken ook aan malkanderen gelyk zyn ( Ax. 5. ).

3. Als één hoek van een Driehoek regt is , zullen de twee andere , te ſaamen genomen , aan een regte hoek

gelyk zyn ,

4. De twee kleinſte hoeken , van ieder Driehoek , zyn ſcherp .

THEOREMA XI.

De vier inwendige boeken van een Vierboek ( ABCD ) zyn , te ſaamen genomen , gelyk aan vier regte boeken .

Laat den Diagonaal AC getrok B ken worden ( Poſt. 1.) ; dan zyn de drie hoeken van den Driehoek AA CDE twee regte hoeken Α . D ( 10.1 . ) ; en die van den Driehoek ABC ook = twee regte hoeken ( 10.1.) ; en by gevolg zal de Som van alle de hoeken der beide Driehoeken , welke de vier hoeken des Vierhoeks uitmaaken , aan vier regte hoeken gelyk zyn ( Ax. 4. ) .

COROLLARIU M. I.

Als drie van de hoeken regt zyn , zal de vierde ook een regte hoek zyn .

COROLLARIUM II.

Als twee van de hoeken aan twee regte hoeken ge lyk zyn , zullen de beide overige ook aan twee regte hoeken gelyk zyn ,

SCHOLI U M.

Als uit een punt , binnen een Veelhoek , tot alle de hoeken lynen getrokken worden , welke den Veelhoek in zo veel Driehoeken verdeelen , als dezelve zyden heeft ; zal de Som van alle de , hoeken in deeze Drie hoeken , welke te ſaamen de hoeken van den Veelhoek , boven en om dit punt , uitmaaken , gelyk zyn aan twee maal zo veel regte hoeken , als den Veelhoek zyden heeft ( 10,1 . ). Dewyl nu alle de hoeken , om dit punt , aan vier regte hoeken gelyk zyn , is het openbaar , dat alle de hoeken van den Veelhoek , te ſaamen genomen , gelyk zullen zyn aan tweemaal zo veel regte hoeken min vier , als den Veelhoek zyden heeft.

THE0 . 7

)

&

(18)

1. BOEK . ( 16 )

en

THEOREMA XII . ( b )

De boeken ( A , C ) op den Baſis van een gelykbeenigen Drieboek ( ABC ) zyn aan matkanderen gelyk .

B Want , laat de hoek ABC in twee gelyke deelen ABD , CBD , gedeeld worden , door de lyn BD , die den Bazis AC in D'ontmoet ; dan zal in de Driehoeken ABD , CBD , de zyde AB = BC ( Def. 18. ) , B D gemeen ,

с de hoek ABD CBD zyn

D

( Stell. ) ; derhalven is de hoek A = C ( Ax . 30. ) .

COROLLARIUM I.

De lyn , welke den tophoek van een gelykbeenigen Driehoek in twee gelyke deelen ſnydt , verdeelt ook den Baſis in twee gelyke deelen , en is dus perpendicu

lair op dezelve ( Ax. io . ) .

COROLLARIUM II,

Hier uit blykt nog , dat ieder gelykzydige Driehoek ook gelykhoekig is .

THEOREMA XIII . ( i )

In ieder Drieboek ( ABC ) ſtaat de grootſte boek over de grootſte zyde.

B Laat AC grooter als AB

zyn ; maak dan AD = AB ; en trek B D. Dewyl nu den Driehoek ABD gelykbee nig is , zyn de hoeken ABD en ADB gelyk ( 12.1 . );

derhalven moet de hoek D с ABC , die grooter is , als ABD , ook grooter zyn als ADB ( Ax ." 2. ) , en gevolgelyk ookgrooter als C , die

kleinder als ADB is ( Cor. van 9.1 .) .

CO .

( b ) Eucl. 5. 1. B. ( i) Eucl. 18 en 19. 1. B.

(19)

( 17 ) I. BOEK :

COROLLARIU M.

Hier door is in ieder Driehoek de grootſte zyde over den grootſten hoek ; dewyl den hoek ABC niet groo ter als C kan zyn , tenzy & C grooter als A B zy ( 13.1 .).

THEOREMA XIV . ( k )

Als de drie zyden ( AB , AC , CB ) van een Drieboek , ieder byzonder wederzyds aan de drie zyden ( DE , DF Fe ) van een andere Drieboek gelyk zyn ; zullen de boe.

ken , over gelyke zyden ſtaande , ook aan malkanderen ge 1

Lyk zyn .

F

B D AE

woj ....

/ Laat de hoek BAG = D , AG = DF zyn , en GB

en GC getrokken worden , dan zullen de Driehoeken ABG , en DEF in alle opzigten gelyk zyn ( AX. 10. ) Dewyl nu AG = DF = AC ( Stell .) , en BGSEF

= BC is ( Stell . ) , is ook de hoek ACG = AGC ( 12.1. ) ,BCG = BG C ( 12. 1. ) ; en by gevolg ACB = ÀGB ( Ax . 4 .) = DFE ; derhalven zyn de Driehoe ken ABC , DÉF in alle opzigten gelyk ( Stell.).

SCHOLIU M.

Het Bewys van dit Tbeorema kan , als de Driehoeken ſtomphockig zyn , nog tot een ander geval gebragt wor.

den , dat nogthans niet noodzaakelyk is : want , als men den Driehoek AGB ( gelyk aan DEF) op de langſte zyde , van den Driehoek ABC , maakt ; zalde lyn CG al toos binnen de Figuur ACBG vallen Ax. 2. ) , om dat alle de hoeken CAB , CBA ,GAB, GB A ſcherp zyn.

THE O ( k ) Eucl. 8. 1. B.

[ B ]

(20)

I Boek :

( 18 )

D E

D E

P E

C

THEOREMA XV . (1 )

Als twee Drieboeken ( ABC , DEF ) , wederzyds gelyk . boekig , twee overeenkomſtige zyden ( AC , DE ) aan male

kanderen gelyk bebben , zullen de andere overeenkomſtige zyden ook aan malkanderen gelyk zyn .

B Stellende , dat

BC grooter is als

GᏀ FE ; zo laat van

BC een deel CG FE genomen , en AG getrok C D

A

ken worden . Dan E

is in de Driehoe ken ACG , en DEF , AC = DE , CG = EF , en de hoek CEE ( Stell .); derhalven de hoek CAG= D ( Ax. 10. ) ; maar de hoek D is = CAB ( Stell.) ; by ge volg CAĞ = CAB ( Ax . 1.) ; dat onmogelyk is ( Ax . 2.) .

COROLLA RIU M.

Hier uit volgt , dat alle gelykhoekige Driehoeken welke twee overeenkomſtige zyden gelyk hebben , ook aan malkanderen gelyk zyn ( Ax. 10.).

; THEOREMA XVI.'

Als twee regtboekige Drieboeken (ABC , DEF ) , bebben de gelyke Hypothenuſen ( AC , DF ), twee andere zy den (BC , É F ) gelyk bebben ; zullen ook de overige zy.

den ( AB , DE ) gelyk , en de beide Drieboeken , in alle opzigten , even groot zyn .

F Neem , in het verlengde van AB , BG = DE , en laat G C getrokken worden . In de

A B

DE , BC = EF , ( Stell. ) en de hoek CBG = E ( Ax . +

С

GD

( 1 ) Eucl. 26 , 1. B.

(21)

( 19) I. Boek (' A% . 7. ) , dienvolgens de GD , en CG

= DF ( Ax . 10 .) = AC ( Stell.) . Derhalven , dewyl den Driehoek ACG gelykbeenig is , zal de hoek G , of D , = A zyn ( 12.1 . ) ; en by gevolg ook de hoek F =ACB ( Cor . 1. vin ' 10. 1. ) . Nadien nu de Drie hoeken ABC , en DEF wederzyds gelykhoekig zyn , en AC = DF hebben , żyn dezelve , in alle opzigten , gelyk ( Cor, van 15. 1. ) .

THEOREMA XVII .

Als van twee Drieboeken (ABC , DEF) twee zyden ( AB , BC ) van den éénen , gelyk zyn aan twee zyden (DE , EF ) van den anderen , en dat ook de boeken ( A en D ) , over twee gelyke zyden ( BC , E F ) ſtaande , dan malkanderen gelyk zyn , dan zyn de beide Drieboeken , in alle opzigten , even groot.

V

be

А. C D I

C G f H

Laat BG en EH Perpendiculair op AC en DF zyn . Dewyl de hoek AGB = DHE ( AX. 7.) , A = D ( Stelle ) , en de zyde AB = DE is ( Stell . ) , zal ook BG = EH zyn ( 15. 1.) ; en om dat BCSEF is ( 15. J.) , zullen de hoeken GCB , HFE ook aan malkanderen gelyk zyn ( 16. 1. ) ; derhalven zyn de Driehoeken ABC en DE F wederzyds gelykhoekig ( Cor. i . van 10 , 1. ) , enli hebben de zyden & B en De gelyk ; by gevolg zyn de zelve , in alle opzigten , even groot. ( Cor. van 15.1. ).

Het bewys is het zelfde , wanneer beide de hoeken AcB , en DfE ſtomp zyn , als in de Driehoeken ABC, DEŠ. Want, indien Bc ( = BC = EF ) = Ef is , en dat de hoeken GcB , en Hfe , als vooren , gelyk żyn , zullen ook de hoeken AcB , en DfE gelyk zyn (1.1 . en Ax . 5. 1. ).

[ B2 ] THEO

(22)

I. BOEK . ( 20 )

THEOREMA XVIII. (mo

Als twee boeken ( A en C ) van een Drieboek (ABC) gelyk zyn , zullen ook de zyden ( BC , AB ) , over deeze boe ken ſtaande , aan malkanderen gelyk zyn.

B

Laat BD den hoek ABC in twee gelyke deelen ſnyden , en A C in D ontmoeten . Dewyl dan de Driehoeken ABD , CBD ge . lykhoekig zyn ( Cor. I. van 10. 1. ), en beide B D gemeen hebben , zo is ook AB = BC ( 15. 1.) .

D с

THEOREMA XIX . ( n)

Twee zyden (AB , BC ) van een Drieboek ( ABC ) zyn , te ſaamen genomen , grooter als de derde zyde (AĆ).

D Verleng de_ zyde AB ';

maak BD = BC , en trek CD . De hoeken D en B. DCB zyn gelyk ( 12. 1.) ; derhalven moet de hoek ACD , welke grooter is als de hoek DCB ( Ax . 2. ) , ook grooter zyn als de hoek D ; en by gevolg ,

A С moet AD ( of AB + BC )

grooter zyn als AC ( Cor , van 13. 1. ) .

THEOREMA XX .

Van alle regte lynen (NA , NB , NC ) vallende uit een gegeeven punt ( N ) op eene oneindige regte lyn ( PQ) , is die (NA ) de kleinſte , welke Perpendiculair op de zelve ſtaat; en van de overige , is die (NB) , welke bet naaſt by de Perpendiculair is , kleinder als eenige ande re (NC ) , opeen grooter afſtand .

Want ,

( m ) Eucl. 6. 1. B. ( ~ ) Eucl , 20. 1. B.

(23)

( 28 ) 1. BOEK

, .

N

Want BAN een regte hoek zynde ( Stell. ) , zal A BN een

ſcherpe hoek zyn ( Cor.4 . oan 10. 1. ) , en derhalven is AN

JBŃ ( Cor. van 13. 1. ).

P

CB A B Q

Wederom , als NB en NC beide aan de zelfde zyde van de Perpendiculair N A zvn ; dan is CBN D als een regte hoek ( Cor . van 9. 1. ) CBCN ( Cor.4 . van 10. 1. ), en by gevolg NC ONB .

· Als Ñ B aan de tegengeſtelde zyde van de Perpendicu . lair naar NC is ; zo laat , in AC , het deel AB = AB genomen worden , dan zullen de beide lynen NB , NB gelyk zyn ( Ax . 10 .) ; en derhalven zal NC , welke, door het voorgaande , grooter als de eene is , ook grooter als de andere zyn .

THEOREMA XXI. (0 )

· boeken ( B , D ) , van een Parallelogram ( ABCD ) zyn gelyk ; en de Diagonaal ( AC ) deelt bet Parallelogram

in twee gelyke deelen .

D Want AB , DC , en AD ,

BC parallel zynde ( Def.24 .) ,

is de hoek BACDCA

( 7. 1. ) , en BCADAC ( 2. 1.) ; derhalven zyn de ge lykhoekige Driehoeken ABC ,

A BÅDC ( Cor . I. van 10. 1. ) ,

welke AC gemeen hebben , in alle opzigten gelyk ( 15. r . ) .

COROLLARIUM

Als een hoek ( B ) van een Parallelogram een regte hoek is , zullen ook de drie , andere hoeken regt zyn ; want ( 0 ) Eucl. 34. 1. B.

[ B 3 ]

(24)

1. BOER . ( 28- )

want D , B zynde , is een regte hoek ; en BCD is

= B , en DAB = D , volgens Tbeorema v .

THE OR EM A XXII.

Bene vierzydige Figuur ( ABCD ) , welkers overſtaande szyden gelyk zyn , is een Parallelogram . ( Zie de voor gaande Figuur ).

Laat den Diagonaal AC getrokken worden ; dan , de wyl de Driehoeken ABC , ADC wederzyds gelykzy zydig zyn ( Stell .) ; zullen zy ook wederzyds gelykhoe kig zyn ( 14. 1. ) ; by gevolg zal AB parallel met DC , en A D miet B C zyn ( 8. 1.) .

C. THEOREMA XXIII. (0 )

De lynen ( AD , BC ) , welke de twee overeenkomſtige ein . den , van twee gelyke en parallele lynen ( AB , DC ) Saamenvoegen , zyn ook gelyk en parallel.

D с Laat den Diagonaal B D ge

trokken worden . Dewyl AB en DC parallel zyn ( Stell . ) is de hoek ABD SCDB ( 7. 1.) ; derhalven , om dat

A B BA = DC ( Stell .) , en BD

gemeen is , zullen de overi.

ge zyden en hoeken ook wederzyds gelyk ( Ax. 10. ) ; en by gevolg A D parallel met BC zyn ( 8. 1. ).

THE O RE MA XXIV.

Als in een der zyden ( AB ) van een Drieboek ( ABC ) , uit drie punten ( D , E , F ) , op gelyke afſtanden (DE, ÉF ) , Lynen ( DKI , EH , FG ) parallel met den Baſis ge trokken worden , zullen de deelen ( KH , HG ) welke door dezelve van de andere lyn ( BC ) afgeſneden worden, gók aan malkanderen gelyk zyn .

B Laat L HI parallel met A B zyn , ſnydende FG , en DK in L en l.

1 Dan , dewyl de Driehoeken GHL , K I IHK , de hoek G HL - KHÍ Xu ( 3. 1. ) , GLH = I ( 7.1. ) , en G4 HL EEF ? ( 24.1. ) = ED A

C ( Stell .) = HI ( 21.1 . ) hebben , zal ook GHHK zyn ( 15.1. ).

CO . ( P ) Eucl. 33. 1. B ,

A F F I

(25)

( 23 ) 1. BOEK .

COROLLARIU M I.

Hier uit blykt , dat , zo een der zyden van een Driehoek in een willekeurig getal gelyke deelen gedeeld wordt , en uit de punten van deeling lynen parallel met den Ba Jas getrokken worden , ſnydende de andere zyde' , dezel ve ook in het zelve getal gelyke deelen zal gedeeld zyn,

COROLLARIUM II ,

Als twee lynen EH , FG , ſnydende de zyden van een Driehoek , te ſaamen parallel zyn , en een ander lyn DK zodanig getrokken wordt , dat dezelve ED = EF , en HK = # Ğ maakt , zal deeze lyn DK parallel met de twee eerſte zyn .

THEOREMA XXV .

Als in de zyden van een Vierkant ( ABCD ) , even ver van de dier boekpunten , vier andere punten ( E , F , G , H ) genomen worden , zal de Figuur( EFGH) , uit de ſaamenvoeging van deeze punten voortkomende , ook een vierkant zyn .

D с Want , dewyl de lynen AB , BC, CD , DA gelyk zyn ( Def. 20. ) , als F ook de deelen AE , BF , CG , DH (Stell.) , moeten de overige deelen ÈB , CF , DG , AH ook gelyk zya H

( Ax . s . ); en om dat alle de hoe A B ken A , B , C , D gelyk zyn ( At.7 .) , zullen de zyden EH , EF, FG ,GH ook gelyk zyn ( Ax. 10. ) , en de hoek AEH = BFE ( Ax . 10. ). Derhalven , dewyl de hoek AEF = Btos BFE is ( 9.1. ) , zo laat van deezé , de gelyke hoeken AEHEBFE getrokken worden , dan zal er overbly ven HEF = B ( Ax . s. ) een regte noek ( Def. 26.).

Door de zelve reden ( of door Tbeorema 22. , en het Co roll, van Theorema 21.) zullen de drie overige hoeken regt zyn .

Einde van bet Eerste BOEK .

[ B 4 ] GRON

(26)

GROND E N

! DER

MEET KUNST .

T W E E DE BOEK .

BEPAALINGEN . ( Definitiones . )

: A

Ls in een Parallelogram ABCD twee regte ly . nen EF , HI , parallel met de zyden getrokken worden , zodanig , dat zy den Diagonaal in het zelfde punt G ſnyden ; zal het Paral

D F

lelogram in vier andere Paralle logrammen verdeeld zyn ; waar G

I

van die GA , GC , door wel .

H ken den Diagonaal niet gaat ,

A

B complementen , of vervulſels , ge noemd worden ; en de beide an dere IE , FH , worden gezegd om den Diagonaal te ſtaan . с 2. Ieder Regthoek ( Rectangulum ) wordt gezegd , onder de twee reg te lynen AB , BC , de Bahis en А B hoogte derzelve , begreepen te

worden .

Den Regtboek , begreepen onder twee regte lynen A B en BC , wordt gemeenelyk , kortbeidsbalven , door OAB . B C aangetoond ; en als de Figuur een vierkant is, Jebryſt

! men voor de letteren , die de zyde uitdrukken , bet teken 0 ; dus beteekent O AB bet vier kant , dat op de lyn AB gemaakt wordt.

THEOREMA I.

De Regtboeken ( AC , EG) onder gelyke lynen begreepen , zyn gelyk

Want ,

(27)

( 25 )

II . Boek : Want ,

D CH laat

de Diagonaalen BD , FH ge trokken wor

B E

A

F

den : dan , de . wyl AB = EF , AD = EH , en de hoek AGE is ( Stell .) , zyn de Driehoeken ADB , EHF gelyk ( Ax . jo . ) . Op dezelve wyze blykt , dat de Driehoeken BCD , FGH gelyk zyn . Derhalven is de geheele Regt hoek ABCD ook gelyk aan de geheele Regtheek EF GH ( Ax. 4. 1.).

THEOREMA II. (9 )

Alle Parallelogrammen (ABDC , ÚDFE ) , die op de zelfde Balis ( BD ) , en tuſſchen de zelfde parallele lynen (AF , B D ) ſtaan , zyn gelyk.

А , C. E Want , aangezien de hoek

DFEBEA ( Cor. I. van 7.

1. ) , en DCPBAC ( Cor.

1. van 7.1 . ) is , zyn de Drie hoeken FCD , en EAB ge B

lykhoekig ( Cor . 1. van 10. 1.) , dien volgens ook gelyk ( 15. 1. ) , om dat DF = BE is (21. 1. ); indien men derhalven FCD = EAB van de geheele Figuur AB DF aftrekt , zal ' er overblyven ABDC = EBDF ( Ax. 5. ) .

COROLLARIUM I. ( r )

Hier door zyn alle Driehoeken BAD , BFD , die op de zelfde Baſis , en tuffchen de zelfde parallele lynen ſtaan , ook aan malkanderen gelyk , om dat zy de helf ten van haare reſpective Parallelogrammen zyn ( 21. 1. ) .

COROLLARIUM II .

Hier uit blykt nog , dat alle Parallelogrammen , of Driehoeken , hoe genaamd , welkers Bajes en hoogten ge

DD

en

1

( 9 ) Eucl. 35. 1. B. (r ) Eucl. 37. I. B..

1 [ B 5 ]

(28)

II. BOEK ( 26 )

!

1

gelyk zyn , onder elkanderen gelyk zyn ; om dat alle zodanige Parallelogrammen gelyk zyn aan Regthoeken , die op de zelfde Baſis , en tuſſchen de zelfde parallele lynen , ſtaan ; en deeze laatſte , volgens de voorgaande Propoſitie , gelyk zyn.

THEOREMA III . ( 8)

De Complementen ( AF , FD ) van een Parallelogram (AD ) zyn gelyk .

A , B Want de geheele Driehoek

ABC gelyk zynde aan de

HН I geheele Driehoek BDC ( 21 .

F

1. en Def . 1. ) , en de deelen BEF , CFG wederzyds ge

C D lyk aan de deelen BFI , CFH

G

( 21. 1. ) , moeten de overige deelen AF , FD ook gelyk zyn ( AX. 5. I. B. ).

THEOREMA IV. (t )

Als een regte lyn (AB ) , naar welgevallen , in twee dee . len ( AC , BC ) gedeeld wordt , zal bet vierkant der beele lyn , gelyk zyn , aan de vierkanten van de beide dee

· len , met twee regtboeken onder de zelf de deelen , te faa men genomen .

I D

Laat ABDE het vierkant van H AB , en CBGH dat van B C zyn ;

F G

en laat GH en CH verlengd wor den , tot dat zy de zyden van het vierkant ABDE in F en I ontmoe

A B ten .

C

Trek van de gelyke grootheden CI, FG ( 21. 1. ) de gelyke grootheden CH en GH , zo blyft 'er overig HI EHF ( Ax . 5. 1. ). Dewyl nu alle de hoeken van de Figuur regte hoeken zyn ( Cor . van 21. I. ) , is FI een viera

( s ) Eucl. 43. 5. B. ( 1) Eucl. 4. 2. B.

ن سی

(29)

( 37 ) II. BO 1 vierkant ( Def. 26. 1.) op HF ( AC ) , en AH , HD zyn gelyk twee 'Regihoeken van B C en AC ( 1. 2. ) ; maar AD = BH HE + AH + HD , of OAB = 0 BCHOAC + 2DAC.BC ( Ax. 3. 1. ).

COROL L A RIU M. 1 .

Hier uit volgt , dat het vierkant van een lyn gelyk is , aan viermaal het vierkant van de halve lyn .

COROLLA RIUM II .

Als twee vierkanten gelyk zyn , moeten haare zyden ook gelyk zyn ; om dat ongelyke lynen BA , BC geen gelyke vierkanten hebben ..

COROLLARIUM III. -- ( )

Indien een lyn , na welgevallen , in twee deelen gedeeld wordt ; 20 is den Regiboek van de gebeele lyn , en bet eene deel , zo groot als den Regtboek der deelen , met nog bet vierkant van dat eene deel .

Want ' , DED , EI OAB.AC ) = OEI.ID

= DAC.BC) + oeiCOAC ) ; of D AB.BC COAC.CB + OBC , volgens Axioma 3 .

THE OR EMA . V. ( 0 )

Het verſchil der vierkanten (ABDF , ACGH ) van twee ongelyke lynen ( AB , AC ) , is gelyk aan den Regtboek.

van de fom , en bet verſchil der zelfde lynen .

F E D Neem , in het verlengde van DB , BK = AC ; laat IK parallel met DF getrokken , en CG na beide H G zyden verlengd worden , tot dat zy DF en IK , in E er I ontmoet ; dan is het blykbaar , dat EK een А A

Regthoek is ( Cor. van 21. 1. ) , wel

C B

kers Baſis I ( CB ( 21. 1.) = het verſchil der gegeevene lynen AB , AC is ; en welkers hoogteKD ,om 1

K dat BDOBA (Def. 24.1 , en BK - AC

1

1

(u) Eucl. ĉ . 2 . ( 0) Eucl. s . 2. B.

" .

(30)

II : Boek :

( 28 )

У = AC is [ Stell.) , de fom van de zelfde lynen uitmaakt;

maar deeze O EK is = DEBOIB ( Ax . 3. ) = DEB + QEH (om dat DeH = OIB is ( 1. 2.) ]

= OAD - DAG ,

THEOREMA. VI . ( w )

In alle regtboekige Drieboeken ( ABC ) : is bet Quadraat , of Vierkant , op de Hypothenuſa (AC) beſcbreeven , ge.

lyk aan beide de vierkanten , die op de zyden (AB , BC ) om den regten boek beſcbreeven zyn .

D A Laat de zyden der vierkan

ten BD , BF verlengd wor den , zo dat zy in G en E te

K ! ſaamen komen ; neem in de

ІВ zelve LG en If ieder gelyk AD ( of AB ) ; en trek Cí, IL , en LA .

L

Nadien ABH , en KBC regte ( 2. 1. ) , en gelyke ( Ax , G H I F 4. ) lynen zyn , zullen DG , EF , DE , en GF alle onder malkanderen gelyk zyn ( 21. 1.); en om dat de hoeken D , E , F , en G alle regt zyn ( Stell. en 5. 1. ) , zalDE FG een Quadraat, of Vierkant, zyn , en by gevolg is ACIL ook een Vierkant ( 25. 1. ). Indien nu van het DEG , de vier gelyke (Ax . 10. ) Driehoeken AEC , CFI , IGL , LDA afgetrokken worden , zal 'er het vierkant Al overblyven ; en als men van het zelfde o EG , de twee gelyke ( 1. 2. ) Parallelogrammen E B , BG aftrekt , zullen 'er de beide vierkanten BD , en BF overblyven . Nu zyn deeze Parallelogrammen EB , BG gelyk aan de vier Driehoeken AEC , CFI , IGL , LDA , om dat het Parallelogram E B twee zulke Dries hoeken uitmaakt ( 21. 1. ) ; by gevolg , is hetDAI = OBD + OBF ( ÀX. s .) .

CO .

( W ) Eucl. 47. 1. B.

--

(31)

( 29 ) II. Boek :

COROLLA RIU M.

Hier uit volgt , dat het Vierkant op elk der zyden , welke den regten hoek beſluiten , gelyk is aan het ver

ſchil der Vierkanten , van de Hypotbenufa en de andere zyde ( Ax . s .) ; of gelyk aan een Regthoek , begreepen onder de som en het verſchil van de Hypotbenuſa , en de andere zyde (s . 2. ) .

THEOREMA VIL.

In alle Drieboeken ( ABC ) is bet verſchil der vierkanten van twee zyden ( AB , BC ) gelyk aan bet verfcbil der Vierkanten oan de beide afſtanden ( AD , DC ), beſloten tu [ſcben de einden der Baſis (AC ) , en de Perpendicu lair (BD ) van den Drieboek .

B B

2

А. F

FEDC A E C D

Want , nadien OAB = OBD + OAD , en ABC OBD + OCD is ( volgens de voorgaande Prop. ) , zo is het blykbaar , dat het verſchil van OAB en OB C ge lyk zal zyn aan het verſchil , tuſſchen OBD + OAD , en OBD + OCD ( AX.5 .) , of tuſſchen OAD , en o CD ( Ax. 6.), als men het gemeene OBD aan beide zyden aftrekt .

COROLLARIU M I.

Aangezien den Regthoek onder de ſom en het ver ſchil , van twee ongelyke lynen , aan het verſchil van derzelver vierkanten gelyk is ( s . 2.) , zo volgt ; dathet verſchil der vierkanten , of den Regthoek onder de ſom en het verſchil , van twee zyden eenes Driehoeks , ge lyk is aan den Regthoek , onder de fom en het verſchil der afſtanden , beſoten tuſſchen den Perpendiculair , en

de twee einden van den Baſis.

COROL LA RIU M II.

Hier uit volgt nog , dat bet verſchil der Vierkanten , of den

(32)

II. BOEK .

( 30 )

den Regtboek onder de som en bet Verſchil, van twee zylen eens Drieboeks, gelyk is aan tweemaal den Regt boek , onder de gebeele Baſis , en den afſtand des perpen ,

diculairs tot bet midden der Baſis.

Want , laat E het midden der Baſis zyn , en EF E D gemaakt worden ; dan , dewyl Af = DC is ( Ax . 5. ) , zal het verſchil , dat A D meer als DC is , of AF , ( in Fig . 1 . ) = DF = 2DE zyn ; derhalvenis den Regt hoek onder de ſom en het verſchil van AD en CD FOAB - OBC ( 7. 2 . ) ] = 2AC.de . We.

derom ( in Fig . 2. ) AD + CD = AD + AF ( Ax. 4. ) FD = 2ED , en AD - CD = AC zynde , zo volgt ; dat OAB - OBC = 20 AB.DE is ( 7.2 ) .

THEOREMA VIII . ( x )

Het vierkant van eene zyde ( A C ) eens Drieboeks (ABC) , is zo veel grooter , of kleinder , dan de Som der Vierkan ten van den Baſis (AB ) , en de andere zyde (BC ) , als den dubbelen Regtboek onder de gebeele Baſis (AB ) , en de afſtand ( BD) des Perpendiculairs van de boek ( B ) over de eerſtgemelde zyde ; dat is , grooter , als de per pendiculair buiten de gemelde boek valt ( als in Fig . 1. ) ; maar kleinder , als dezelve aan de tegengeſtelde zyde vált ( als in Fig ; 2. en 3. ) .

C

J 3

А DA

2

DE B DI

ΑΙ B

E B E

F G H I

FIG H I F G H

" Laat het vierkant ABHF , op den Baſis AB , in twee ge (3 ) Eucl. 12. en 13. 2. B.

1

(33)

( 31 ) II . BOEK

1 gelyke Regthoeken EF en EH ( 1.2. ), door de lyn EG , 1

gedeeld worden , ſnydende A B in E ; en laat de perpen diculair CD voortgetrokken worden , tot dat zy FH ,

of derzelver verlengde , in I ontmoet .

In Fig. 1. OAC - OBC = DEI( Cor. 2. van 7 . 2 . ) = 2DEH + 2 BI ( Ax . 3 ) = AH (DAB ) + 2OB1 ( 2OAB.BD ) ; derhalven , als van de eerſte en laatſte deezer gelyke grootheden , OAB getrokken wordt, zal ' er overblyven OAC - OBC - O'AB , of O AC min DBC en A B faamen genomen , 2

AB.B D ( Ax . 5.).

In Fig . 2. en 3. OBCOAC = 2DEI ( Cor. 2 . dan 7.1.) = 2BI -- 23B G ( At. 3.) = 2 AB . BD - DAB ; en dus , als men by de eerſte en laatſte deezer gelyke grootheden QAB- vergaart , is de Som DAB + OBCOAC = 2D AB.BD ( Ax . 4.).

OBC =

THE OR EMA IX .

1

Het dubbeld van bet vierkant eener lyn ( BE ) , 'uit den top eens Drieboeks ( ABC ) tot bet midden van den Baſis ge trokken , meer bet dubbeld van bet vierkant der balve Baſis ( AE ) , is gelyk aan de vierkanten van de beide beenen ( AB , BC) , te ſaamen genomen .

B Want , laat BD perpendicu . lair op AC zyn ; dan , ver mits ( door de voorgaande Pro poſitie ) O AB zo veel grooter is , dan de Som der beide vier kanten OAE en OBE , of OCE en O BE , als den dub .

A ED C belen Regthoek AE.ED , of

2DCE.ED ; en dat ook BC den zelfden dubbelen Regthoek kleinder is als de

zelf

1

(34)

II. BOEK . ( 32 )

zelfde Som ; zo is openbaar , dat beide DAC , en BC ſaamen genomen , aan deeze Som , twee maalen ge . nomen , gelyk moet zyn ; dewyl het overtreffende aan de eene zyde , het ontbreekende aan de andere zyde evenaart .

THE O R E M A X.

2

De beide Diagonaalen ( AC , BD ) van een Parallelogram ( ABCD ) Snyden malkanderen ieder in twee gelyke dee len ; en de Som van baare vierkanten , is gelyk aan de Som der vierkanten , van alle de vier Zyden des Paralle . lograms.

D C Want , dewyl de Driehoeken

AEB , DEC gelykhoekig zyn EE

( 3. en 7.1 . ) , en AB = DC'is ( 21. I. ) , zo is ook AE = CE , AА

en BE = DE ( 15.1. ). Ver B

der is 2 O AE + 2DED = 0 AD + OCD ( 9.2 . ) , en neemende hier van het twee vouw.l , zo komt 4 QAECOAC ( 4 . 2 . ) ] + 40ED (ODB ) = OAD + OBCHOCD + CAB ( AX. 4 . en 21. 1. ) .

Einde van bet TWEEDE Boek .

- 1

GRON

1

(35)

G R O N D EN DER

MEET KUNST.

DER DE BO E K.

BEPAALÍNGEN . ( Definitiones . )

: E

D 1 . en regte lyn AB , door het Centrum F van een Cirkel gaande , en weder

C E zyds aan den omtrek eindi

F gende , wordt Diameter , of

А BВ Middellyn , genoemd .

2. Een boog van een Cirkel , is een deel van den om trek , als CDE .

G 3. De Pees , chorda ( ſubtenſa ) van een boog CDE , is een regte lyn CE , welke de einde van dien boog faa .

menvoegt.

4. Een halven Cirkel is een Figuur , begreepen onder een Diameter , en ieder deel van den omtrek , dat door dien Diameter afgeſneeden wordt .

5. De afſnyding van een Cirkel , of een Segment ( Seg mentum Circuli ) , is een Figuur , begreepen onder een

boog CDE , en zyn pees CE .

6. De uitſneede , of een Sector van een Cirkel , is een Figuur , begreepen onder twee regte lynen FA , FG , uit het Centruin tot den omtrek getrokken ; en de boog AG tuſſchen dezelye beſloten . Als deeze twee lynen FA , FG perpendiculair op malkanderen ſtaan ,

wordt den Sector een Quadrant genoemd.

[ C ]

7. Een

1

(36)

III. Boek .

( 34 ) B

7. Een hoek ABC wordt ge zegd in een Segment van een Cirkel ABCA te ſtaan , als het hoekpunt B in den omtrek is , en de regte ly . С nen BA , BC , welke den hoek maaken , door de ein den der pees AC , van het Segment , gaan .

8. Een hoek ABC in den omtrek , begreepen door twee regte lynen BA , BC , welke een boog van den Cira kel beſluiten , wordt gezegd op dien boog te ſtaan .

A B

9. Een regte lyn AB wordt gezegd den Cirkel te raaken , wanneer dezelve door een punt C in den omtrek getrok ken zynde , niets van den

Cirkel affnydt.

10. Twee Cirkelen (HIK , LIM ) worden gezegd mal kanderen te raaken , als de omtrekken van beide door een punt ( 1 ) gaan , en nogthans malkanderen niet ſny

den .

M

I

H L

K M

H K

11. Twee Cirkelen , in het zelfde vlak , worden gezegd el.

(37)

( 35 ) III. BOEK .

: elkanderen te ſnyden , als zy gedeeltelyk binnen , en gedeeltelyk buiten malkanderen vallen ; of als haare omtrekken malkanderen ſnyden .

12. Een regte lyn wordt gezegd tot een Cirkel toege palt , of in dezelve beſchreeven te zyn , als derzelver uiteinden in den omtrek des Cirkels vallen .

13. Een regtlynige Figuur wordt gezegd in een Cirkel beſchreeven te zyn , als alle haare hoeken , in den

omtrek des Cirkels vallen .

14. Een Cirkel wordt gezegd om eene regtlynige Figuur beſchreeven te zyn , als den omtrek des Cirkels door alle de hoeken van die Figuur loopt.

15. Een regtlynige Figuur wordt gezegd om een Cirkel beſchreeven te zyn , als alle de zyden derzelve den Cirkel raaken .

16. Een Cirkel wordt gezegd in een regtlynige Figuur beſchreeven te zyn , als dezelve door alle de zyden van de regtlynige Figuur geraakt wordt.

17. Een regtlynige Figuur wordt gezegd in een regtly , nige Figuur beſchreeven te zyn , als alle de hoeken van de eerſte in de zyden van de laatſtevallen,

Τ Η Ε Ο R Ε Μ Α Ι.

Als de zyden (AB , BC , CD , & c . ) van een Veelboek , in een Cirkel beſchreven , gelyk zyn , zullen de boeken ( AOB , BOC , COD , & c.) in bet Centrum des. Cir.

kels , over dezelve ſtaande , ook gelykzyn .

В.

А

Want, dewylA 0 , BO , CO D. & c , aan malkanderen gelyk zyn ( Def. 33. 1. ) , als ook AB, BC , ČD , & c . , zyn de Driehoeken AOB , E BOC , COD , & c. weder zydsvan gelyke zyden be greepen ; en derhalven zyn F alle de hoeken A OB,BOC, COD &c . aan inalkanderen gelyk ( 14. 1. ).

H

[ C 2 ] THEO .

(38)

III . BOEK .

( 36 )

THEOREMA II . ( y )

Een Pees van een Cirkel ( AB ) , valt gebeel binnen dezel ve ; en een perpendiculair (CD ) , uit bet Centrum des Cirkels op dezelve getrokken , deelt dezelve in twee gelyke deelen .

}

С

Laat C , A , en C , B faamen gevoegd , en door een willekeu rig punt E , in de pees AB , de regte lyn CEF getrokken wor B den , ontmoetende den omtrek

in F.

А E ! D

FF

Dewyl CA = CB is ( Def . 33. 1. ) , zo blykt klaar , dat deeze gelyke lynen aan verſchillende zyden , van den perpendiculair CD zyn ( 20. 1. ) . En dus , om dat CECA , of CF , is ( 20.1.) , zal het punt E , waar men het ook in de lyn AB neemt , en by gevolg ook de lyn A B zelve , binnen den Cirkel vallen Ax, 2. ) .

Daarenboven , dewyl de Driehoeken ACD , BCD , de zyde CA = CB , en CD gemeen hebben , zal AD

DB zyn ( 16. 1.) .

COROLLARIU M.

Als een lyn een pees regthoekig in twee gelyke dee . len ſnydt, gaat deeze lyn door het Centrum des Cirkels .

THEOREMA III. ( 2 )

Twee peefen ( AB , DE) , die even ver van bet Centrum ( C ) eens Cirkels ſtaan , zyn aan malkanderen gelyk .

Laat

(y) Eucl. 3. 3. B. ( ) Encl. 14. 3. B.

(39)

( 37 ) III. Boek . Laat de perpendiculairs CF , CG getrokken , en C , B , als

Α , D

ook C , E ſaamengevoegd wor den . Dewyl nu CF = CG ( Stell. ), CB = CE ( Def. 33. 1. ) , F G en F , G beide regte hoeken zyn ( Conſtr. ) , zo is ook BF = EG ( 16. 1. ) , en by gevolg AB = 2 BF ( 2.3. ) = 2EG ( Ax . 4. )

в Е

= DE ( 2.3. ).

THEOREMA IV . ( a )

De boek ( BCD in bet Centrum eens Cirkels , is het dub . beld van de boek (BAD ) in den omtrek , als beide de boeken op de zelfde boog (BD ) ſtaan .

2 3

А ,

С

1

B D B

B D

Laat , in het tweede , en derde Geval , den Diameter ACE getrokken worden , dan is

In bet eerſte geval , daar AB door het Centrum gaat , de hoek BCD = A + D ( 0.1. ) = 2A ( 12. 1. ) .

In het tweede Goval , de hoek BCE = 2BAE (door Geval 1. ) , waar by DCE = 2DAE vergaarende , heeft men de hoek BCD = 2BAD ( Ax . 4. ) .

In bet derde Geval , de hoek BCE = 2BAE ( door Geval 1. ) , waarvan DCE = 2 DAE aftrekkende , blyft 'er de hoek BCD = 2BAD ( Ax . 5. ) .

THE OREMA V.V. (6 )

De boeken (BAD , BED) , die in bet zelfde Segment ( BA ( a ) Eucl. 20. 3. B. ( 6 ) Eucl . 21. 3. B.

[ C3 ]

(40)

TIL. Boek .

( 38 )

C

( BAED ) eens Cirkels ſtaan , zyn onder malkanderen ge 2 lyk.

Geval I. Indien bet Segment А

grooter als een balven Cirkel is . Trek , uit het Centrum C , de ſtraalen C B en CD ; dan , ver mits de hoeken BAD , en BED ieder de halve hoek BCD

B D

zyn ( 4. 3. ) , moeten dezelve ook noodzaakelyk aan malkan deren gelyk zyn ( Ax . 1. ) . A GEVAL II. Indien het Segment

kleinder als een balven Cirkel is . G

Laat G het punt zyn , daar de

B D

lynen BE , en AD malkanderen C ſnyden . Dewyl dan in de Drie . hoeken ABG , en EDG , de hoek AGB = EGD ( 3. 1. ) , en ABG = EDG is ) door Gea val 1. ) , zo is ook de hoek BAD

= BED ( Cor. I. van 10. 1. ) .

THEOREM A VI.

Alle boeken ( C , D ) in omtrekken van gelyke Cirkels , op gelyke peefen (AB , EF ) ſtaande, zyn aan malkanderen gelyk . En de peefen van gelyke boeken , in de omtrekken van gelyke Cirkels , zyn ook aan malkanderen gelyk .

С Laat uit de

middelpunten P , en , de ſtraalen DPA , PB , QE , OF getrokken worden .

А ) BE F

1. Stell. Nadien AB = E F ( Stell . ), en AP = BP ( Def. 33. 1 .) = EQ = FQ is ( Stell .) : zo is ook de hoek P = 0 ( 14. I. ) , en by gevolg de hoek

C [ = * P ( 4 . 3.) = ; Q ] = D .

2. Stell . Dewyl C = D is , zo is ook P = Q (4. 3. ) , 9

P Q

en

(41)

( 39 ) III. BOEK . en om dat PA = QE , en PB = QF is ( Stell. ) , zal ook AB = EF zyn ( Ax . 10. ) .

COROLLARIU M.

Hier uit volgt , dat alle hoeken in den omtrek , die op gelyke peeſen van den zelfden Cirkel ſtaan , gelyk zyn .

THEOREMA VII . (C )

De boek ( ABC ) in een balven Cirkel , is een regte boek . B Laat den Diameter BED ge

trokken worden ,

Dewyl de hoek ABE = ! AED , en CBEZCE Dis А c ( 4.3.) , zo is derhalven A BE

E

+ CBE ( = ABC ) = de helft van AED en CED ( Ax . 4 . ) = de helft van twee regte hoeken ( 1.1 . ) = één regte D

hoek .

THEORE MA VIII. ( d )

De boek ( ABC ) beſloten door een raaklyn van den Cirkel , en een pees ( BA ) , die uit bet punt van aanraaking ( B ) getrokken wordt , is gelyk aan de boek (BEA) in bet overbandfcbe Segment,

Laat den Diameter BGF getrokken , en E , F faa mengevoegd worden .

B De lyn DC geheel boven den

D с

Cirkel vallende ( Def . 9.3 .) , is GB de kortfte lyn , die uit het Centrum G tot dezelve kan ge trokken worden ( Def. 33. 1. en Ax. 2. ) ; en derhalven is GBC А een regte hoek ( 20. 1.) : maar FEB is ook een regte hoek ( 7. 3. ) ; dienvolgens , indien van deeze gelyke hoeken , de E

gelyke hoeken FBA , FEA ( 5.3 .) ( C ) Euch. 31. 3. B. ( d ) Eucl. 32. 3. B.

[ C4 ]

(42)

III. Boek .

( 40 )

( 5. 3. ) afgetrokken worden , zal ' er overblyven de hoek ČBA = BE A ( Ax . 5.) .

THEOREMA IX . ( e )

De topboek ( ABC ) van een ſcbeef boekige Drieboek ( ACB ), in een Cirkel beſcbreeven , is zo veel grooter , of klein der dan een regte boek , als de boek (CAD ) , begreepen onder den Balis ( AC ) , en den Diameter ( AD ) , die van bet einde der Baſis getrokken wordt .

B B

А. С

J 2

Want , DB getrokken zynde , zal ABD een regte hoek zyn ( 7. 3.) en de hock CAD = CBD ( 5.3 );

derhalven is , in bet eerſte Geval , de hoek ABC een regte hoek + CAD ( AX . 4. ) ; en , in bet tweede Geval , de hoek ABC = een regte hoek — CAD ( Ax. 5. ) .

THEORE M A X. ( f )

Als van een Vierboek ( ABCD ) , in een Cirkel beſchree ven , ééne zyde ( AD ) buiten den Cirkel verlengt wordt , zal de uitwendige boek (EDC ) gelyk zyn aan de over ſtaande inwendige boek (ABC ).

E , Laat den Diameter A F getrok ken , en BF en DF ſaamenge.

voegd worden ; dan , dewyl de

D hoek ABF een regte hoek

ADF ) = EDF is ( 7.3 .) , als F mede de hoek CBFS CDF ( 5 : 3 ) , om dat zy beide op de AА B zelfde boog CF ſtaan ; zullen nok de overige hoeken ABC'en EDC gelyk zyn ( Ax. s . ) .

CO . G

(e) Eucl . 31. 3. B. c ) Eucl, 22. 3. B.

(43)

( 41 ) III, BOEK.

COROLLARIU M.

Hier uit volgt , dat de overſtaande hoeken ABC , ADC van een vierzydige Figuur , in een Cirkel bea ſchreeven , te ſaamen gelyk zyn aan twee regte hoeken . Want , dewyl ABC = EDC is , zo is derhalven de hoek ABC + ADC =EDC + ADC ( Ax . 4. ) = twee regte hoeken ( 1. 1. ) .

THEOREMA XI . ( 8 )

Als twee lynen ( AB , DE ) , die met baare einden den om . trek ſtooten , malkanderen binnen een Cirkel Snyden , is den Regtboek , begreepen onder de beide deelen ( AF , FB) der eene , gelyk aan den Regtboek , begreepen onder de beide deelen ( DF , FE ) der andere.

A H

E A E

G F D !

D С

om

C.

2

B G

Geval I. Als een der lynen ( AB ) door het Centrum C gaat ; zo laat CG perpendiculair op de andere DE getrokken , en C , D ſaamengevoegd worden .

Dewyl GE = GD is ( 2. 3. ) zo blykt klaar , dat EF gelyk is aan het verſchil der deelen DG , en GF ( Ax . s . ) : maar den regthoek onder de fom en het verſchil van twee zyden CD , CF , eens Driehoeks DCF , is ge lyk aan den regthoek onder de geheele Baſis DF , en het verſchil der beide deelen , die door den perpendiculair afgeſneeden worden ( Cor . I. van 7. 2. ) ; dewyl nu de ſom der beide zyden CD , CFCB * CF) = BF , en haar verſchil ( CA - CF ) = AF is , zo is der halven ook den regthoek , begreepen onder BF en AF , gelyk aan den regthoek begreepen onder DF en FE.

GE ( g ) Eucl. 35. 3. B.

[ cs ]

(44)

III. BOEK .

( 42 )

Geval II. Als geene der beide lynen door het Cena trum gaat , zo laat den Diameter HFG getrokken wore den ; dan is , door bet voorgaande Gedal , AF , BF

DGF.HF = ODF.EF.

THEORE MA XIL ( b)

Als van twee punten ( A , B ) in den omtrek eens Cirkels , twee lynen (AF , BF ) getrokken worden , welke , den Cirkel doorſnydende , buiten dezelve ſaamenkomen ; dan is den regtboek , begreepen onder de gebeele ( AF ) en bet uitwendige deel ( CF ) der eene lyn , gelyk den regtboek , begreepen onder de geheele ( BF ) , en bet uitwendige deel ( DF ) der andere lyn .

F Laat door het Centrum E , de lyn FH getrokken worden , ont moetende den omtrek in I en H ; laat E G perpendiculair op BF zyn , D

C I en B , E ſaamengevoegd worden . Dan is ( door Cor . J. van 7. 2. ) Kк

den regihoek , begreepen onder G FHCEFE + BE ) en FIC

FE - BE ) , = den regthoek ,

A begreepen onder BF en DF. Op

de zelve wyze is O FH.FI B DAF.CF; derhalven DAF .

CF = OBF.DF ( Ax. 1. ). : H

COROLLARIU M.

Indien FK een raaklyn in K is , en de Straal E K ge . trokken wordt ; dan , dewyl FH = de ſom van FE en EK . en FI = haar verſchil is ; zo volgt , dat OFK

= OFH , FI ( Cor , van 6. 2. ) = OAF.CF is.

THEORE MA XIII.

Indien uit bet Centrum ( C ) eens Cirkels , tot een punt ( D ) in een pees ( AB ) , een lyn ( CD ) getrokken wordt;

dan is bet vierkant van die lyn , met den regtboek , be gree E

( b ) Eucl. 36 en 37. 3. B.

1

(45)

( 43 )

! III . BOEKI

F den .

4 greepen onder de beide deelen der pees , te ſaamen geno

men , gelyk aan het vierkant , dat op de ſtraal van dien Cirkel gemaakt wordt.

Laat EDF een ander pees zyn , perpendiculair op CD , en D laat C , E ſaamengevoegd wore Dewyl DF = DE is ( 2.3 .) B zal ODE = ODE.DF ( 1.2.)

CС -ODA , D B zyn ( 11. 3.)

Vergaarende nu by deeze gely ke grootheden het ODC , dan is OCE = ODA.DB + 9 Dc ( c . 2.) .

COROLLARIU M.

Hier uit volgt , dat het vierkant van een lyn (DC ) , getrokken uit een willekeurig punt , in den Baſis van een gelykbeenigen Driehoek (ACB ) , tot de overſtaan.

de hoeken , te faamen met den regthoek van de deelen der Basis , gelyk is aan het vierkant , dat op een der beenen , of gelyke zyden , des Driehoeks gemaaktwordt.

THE ORE MA XIV .

De regtboeken , begreepen onder overeenkomſtige zyden van gelykhoekige Drieboeken ( ABC , DEF ) , beurtelings genomen , zyn gelyk.

B Wy zeggen ,

E indien de hoek

A - D BE., enCris , zal

G CС

D

F DAC.DE DAB.DF zyn .

Laat in het ver lengde van CA , AG = DE ge H

nomen worden ; laat GBC den omtrek eens Cirkels zyn , gaande door de drie punten C , B , G , welke het verlengde van BA in H ſnydt; en laat ĠH ſaamengevoegd worden .

Dewyl de hoek HC (5.3.) F ( Stell. ) , HAG -САВ .

1

>

(46)

III. BOEK . ( 44 )

"

= CAB ( 3. 1.) = D ( Stell.), en AG = DE is , zo is ook AHSDF ( 15. 1. ) ; en derhalven DAB.DE AB.AH ( 1. 2.) = OAC.AG ( 11.3 .) = OAC . DE ( 1. 2. ).

SCHOL I U M.

Tot Bewys van dit Theorema wierdt vereiſcht , om door drie gegeeven punten een Cirkel te trekken . Het blykt klaar , dat deeze drie punten niet in een zelfde regtelyn kunnen zyn , om dat alle de punten van een omtrek , even verre van een zelfdepunt , te weeten het Centrum , of middelpunt , moeten afſtaan .

Als men dan deeze drie punten , twee aan twee , of aan drie peefen voegt , welke drie boogen van deezen omtrek onderſteunen ; zo zal men het middelpunt in de tuſſchenſnyding van twee lynen vinden , die twee van deeze drie peelen perpendiculair , en op de helft zullen ſnyden .

Want , volgens Tbeorema 2. Boek 3 , gaat ieder van deeze perpendiculairs door het middelpunt heen . Zo is dan het Centrum het punt , hetwelk aan hen gemeen is . In te gendeel , zo deezedrie punten in een zelfde lyn ſton den , zouden de perpendiculairs , ' evenwydig zynde , nooit tot malkanderen kunnen komen (4. i . ) .

THE OR EMA XV .

Den regtboek onder de twee opſtaande zyden ( AB , BC ) van een Drieboek (ABC ) is gelyk aan den regtboek on der de perpendiculair (BD ) , uit den top-boek tot den Baſis getrokken , en den Diameter ( BE ) des omgeſcbrec.

oen Cirkels .

BВ Want , C , E ſaamengevoegd zynde , zullen de hoeken A en E gelyk ( 5.3 ) , en ADB , ECB beide regte hoeken zyn

D C

( Stell. en 7.3 . ) ; by gevolg zyn

F de Driehoeken ADB,EC B ge

lykhoekig ( Cor. 1. van 10. 1. ) : en derhalven , om dat AB , EB ; BD , BC overeenkom . ftige zyden zyn , die over ge lyke Α ,

E

(47)

( 45 ) III . Boek . Iyke hoeken ſtaan , zal den regthoek van AB en BC , begreepen onder de eerſte en laatſte derzelve , gelyk zyn aan den regthoek van EB en BD , die onder de beide andere begreepen is ( 14. 3. ) .

THEOREMA XVI.

1 Het vierkant van een lyn ( BD ) , welke een der boeken ( B )

van een Drieboek ( ABC ) in twee gelyke deelen ſnydt , en tot op de overſtaande zyde (AC ) getrokken wordt , te faamen met den regtboek ( AD , DC ) , onder de beide deelen van die zyde , is gelyk aan den regtboek der beide

zyden , welke de voorgeſtelde boek inſluiten.

B

Laat B D verlengt worden tot dat dezelve den omtrek eens Cirkels , door de punten A , B , C beſchreeven ( Scbolium van 14. 3. ) , in E ontmoet; en De hoeken E en C , ſtaande D

op het zelfde Segment AB , zyn gelyk ( 5. 3.) ; en ABÉ is gelyk DBC ( Stell .) ; der . halven zyn de Driehoeken AEB , DBC gelykhoekig ( Cor, I. van 10. 1. ) ; en AB , BD ; BE , BC overeenkomſtige zyden , die over gely . ke hoeken ſtaan : by gevolg OAB.BC = OID.BE ( 14. 3 . ) = OBD + DBD.DE ( Cor . 3. van 4. 2. ). Maar den OBD.DE is = OAD.DC ( 11.3 . ) ; by gevolg OBD + DAD.DC = AB.BC ( AX . 4. ) .

THE O R E M A XVII . A

Den regtboek der beide Diagonaalen (AC , BD ) van een vier boek (ABCD ) , in een Cirkel beſcbreeven , is gelyk aan de Som der beide regtboeken (AB , DC , en AD , BC ) , onder de overſtaande zyden begreepen .

Laat

(48)

III. BOEK . ( 46 )

Laat CE getrokken word D

den , maakende de hoek BCE CС

= DCA , en ſnydende BD in E.

EE

Dewyl de hoek CBE B DAC ( s . 3. ) , en BCE

DCA is ( Conſtr . ) , zyn de Driehoeken BCE , ACD ge lykhoekig ( Cor . 1. van 10. I. ) ; en om dat BC , AC ; en BE , AD overeenkomſtige zyden zyn , zullen de regthoeken BC.AD , en AC.BE gelyk zyn ( 14.3. ).

Wederom , nadien , de hoek DCE = BCA ( AX .4.) , en CDE = CAB is ( s . 3. ) , zyn de Driehoeken DCE . en CAB ook gelykhoekig ; en by gevolg , om dat CD . AC , en DE , AB overeenkomſtige zyden zyn , zo is DAB.DC = OAC.DE ( 14. 3. ) ; vergaarende hier by BC.ADOAC.BE ( als boven beweezen is ) dan heeft men OAB.DC + BC . AD = OAC . DE + AC.BE = DAC.BD ( Cor. 3. van 4. 2. ) .

THEOREMA XVIII,

Als de Straal eens Cirkels , zodanig in twee deelen gedeeld wordt , dat den regtboek onder de gebeele Straal, en bet eene deel , gelyk zy aan betvierkant van 't andere deel ; dan zal dit laatſte deel gelyk zyn aan de zyde ( CD ) van een regelmaatigen Tienboek ( ABCDEF & c . ) , in den Cirkel beſcbreeven ; en die lyn , welkers vierkant gelyk is aan de beide vierkanten van de gebeele , en van bet zelf de deel , zal gelyk zyn aan de zyde ( AC ) van een regel.

maatigen Vyf boek , in de zelfde Cirkel beſcbreeven . 9

Trek

(49)

( 47 ) III. Boek . D Trek de Straalen 0 A , OC , OD , OF ; als ook E de lyn AD , ſnydende OC in G ; en laat AH perpendiculair op OG B

F zyn . O

Dewyl , in den Drie . hoek ODG , de hoek COD [ = DOF ( s . 3. ) = OAD ( 4. 3. ) ] SODA is. ( 12. 1. ) ; zo is dezelve gelykbeenig ( 18. I. ) ; daarenboven , ver mits in den Driehoek AOG , de hoek AGO [ = GDO + DOG ( 0.1.) = 2DOC ( 12. 1 .) ] = AOC is , zo is dezelve ook gelykbeenig ( 18. 1. ) ; en op dezelve.wy.

ze ook den Driehoek CDG , dewyl , de hoek CGDE AGO (3. 1. ) , en CDG ( CDA) = FAD zynde ( Cor . van 0.3.) , de Driehoeken AOG , CDG gelykhoekig zyn . Derhalven , aangezien CD , A0 ; CG , GO 0 vereenkomſtige zyden zyn ; is OCG.AO ( OCG . CO ) = 0CD.GO ( 14. 3.) = OGO , om dat GO GD = DC is ( 18. 1. ) : waar door het eerſte deel der Propoſitie openbaar is .

Wederom , dewyl AG = AO is , zal HG = HO zyn ( 16. 1. ) ; en dus , om dat GC het verſchil der dee len HO en HC is , heeft men ( door Cor . I. van 7. 2. ) DAC - DA0 = OCO.CG = OOG ( als boven );

en by gevolg AC = OA0 + 00G ( Ax . 4. ) .

Einde van bet DERDE BOEK .

GRON . /

(50)

G R O N D EN DER

MEETKUNST.

VIER DE BO E K.

BEPAALINGEN . ( Definitiones . )

" R

EDEN ( Ratio) is de betrekking , welke twee ge lykſoortige grootheden , ten opzigte der veel . heid , tot malkanderen hebben .

De maat , of veelbeid , van een Reden beſtaat eigentlyk bier in , dat men zoekt , wat deel , of deelen , de eerſte be.

paalde grootbeid , die men de voorgaande ( Antecedens ) noemt , van deandere is , die volgende ( Conſequens ) ge

noemd wordt .

2. Drie Grootheden A , B , C , worden gezegd propor tionaal , of evenredig , te zyn , als de reden van de eerſte A tot de tweede B , de zelfde is , als die van de tweede B tot de derde C.

3. Vier Grootheden A , B , C , D , worden proportio naal , of evenredig genoemd , als de reden van de eer : ſte A tot de tweede B , de zelfde is , als de reden van de derde C tot de vierde D.

Om aan te toonen , dat vier Grootbeden A , B , C , D proportionaal zyn , Scbryft men dezelve doorgaans op dee ze wyze , A : B :: C : D ; bet geen dus geleezen wordt, als A is tot B zo is C tot D. Docb wanneer drie Grootbeden A , B , C proportionaal zyn , wordt de middelſte nog eens berbaald , en men ſcbryft dezelve aldus , A : B :: B : C . 4 . Van drie evenredige Grootheden , wordt de middel .

ſte gezegd , een Midden - evenredige tuſſchen de beide andere te zyn ; en de laatſte een Derde.evenredige tot de eerſte en tweede.

5. Van

1

(51)

( 49 ) IV . Boek . 5. Van vier evenredige Grootheden , wordt de laatſte

gezegd een Vierde - evenredige tot de drie andere , vol gens hunnen rang genomen , te zyn .

6. Grootheden worden gezegd geduurig evenredig , of in eene geduurige evenredigheid , te zyn , wanneer de eerſte is tot de tweede , als de tweede tot de dere de , als de derde tot de vierde , als de vierde tot de vyfde , en zo vervolgens.

7. In een rei van geduurig evenredige Grootheden zegt men , dat de reden van de eerſte en derde , dubbeld is tot die van de eerſte en tweede ; en dat de reden van de eerſte en vierde , driedubbeld is tot die van de eerſte en tweede .

8. Een getal van grootheden , A , B , C , D gegeeven , of voorgeſteld zynde , zegt men ; dat de reden van de eerſte (A) tot de laatſte ( D ), ſaamengeſteld is uit de redens van de eerſte tot de tweede , van de tweede tot de derde , en zo vervolgens , tot de laatſte toe . 9. Reden van gelykheid , is die , welke gelyke groothe .

den tot malkanderen hebben .

Hier by dient aangemerkt te worden , dat reden van gelykheid , en gelykheid van redens geenszins een zelfde betekenis hebben : dewyl twee of meer redens gelyk kunnen zyn , niet tegenſtaande de vergelekene Grootbeden alle onge lýk bevonden worden . Dus is de reden van 2 tot i gelyk aan de reden van 0 tot 3 ( vermits 2 bet dubbeld van 1 , 6 bet dubbeld van 3 is ) , nogtbans zyn geene der vier ge tallen gelyk.

10. Omgekeerde reden is , wanneer de voorgaande de volgende , en de volgende de voorgaande gemaakt wordt.

Dus, indien 2 : 1 :: 6 : 3 is , dan is omgekeerd 1 : 2 ::

en

3 : 0 .

11. Verwiſſelende reden is , wanneer de voorgaande met de voorgaande , en de volgende met de volgende verge leken wordt.

Als , indien 2 : 1 :: 6 : 3 is , dan zal door verwiſſeling zyn 2 : 6 :: 1 : 3

12. Saamengeſtelde reden is , wanneer de voorgaande en volgende , als eene grootheid genomen , met de vol . gende , of met de voorgaande , vergeleken worden .

[ D ' ] Dus ,

Referanser

RELATERTE DOKUMENTER

Mot slutten av toktet ble eiet gjennomført prøvetaking med van V een grabb på et utvalg lokaliteter på Karmøy. I områdene med ren skjellsand, men av varierende grovhet, ble

En tot moment el projecte, treballat als quatre cursos d’ESO, té una especial atenció als alumnes amb necessitats especials, què realitzaran la seva funció

Aquest punt es basa en l’espai concret en què es duu a terme el canvi de bolquer, el qual ha de fomentar l’autonomia del nen i cal que sigui adequat perquè aquest pugui sentir-se

La meva proposta està molt relacionada amb aquesta metodologia amb la diferència de que no es defensarà una forma d’ensenyament total a partir de telèfons mòbils, més bé,

Det kommer også an på hvor godt tolken behersker døves eget tegnspråk, og hvor godt tolken forstår dette språ- ket.. På den måten kan misforståel- ser

Dame fra Tanzania: Vi vil bruke den beste metoden, og derfor har vi valgt oralismen (den rene talemeto- den). Her er jeg med internasjonalt for første gang, og jeg føler meg

Det blir hevdet at markedet styres etter de døves interesser, men fortjenesten går nesten utelukkende til hørende. Jeg sier ikke at leger og lærere bare er inte- resserte i å

Men det kan om noen år vise seg å bli helt nødvendig for å få tak i kvalifiserte folk - både til topp-stillin- gene, men også til mange andre stillinger i sta- ten hvor det allerede